Rond kerst zie je ze altijd, gingerbread of koekemannetjes.
Ik vind ze ontzettend grappig. Vroeger had ik stenen koekemannetje in mijn letterbak staan.
Op de blog van Anna vond ik een gedeelte van het Engelse kettingsprookje en allerlei verschillende koekemannetjes.
Voor de kerstdagen had ik al een lapje vilt gekocht omdat ik graag zo'n koekemannetje wilde maken. Afgelopen week zag ik het lapje vilt weer liggen. Kerstmis is voorbij dan maak ik het nog wel een keertje en vervolgens heb ik het lapje weer weggelegd!
Maar het zat me niet lekker, afgelopen vrijdag lekker gaan fröbelen en ja hoor, ik heb mijn
eigen koekemannetje.
Ben je nieuwsgierig geworden en wil je weten hoe het met het mannetje afloopt, hieronder lees je het hele verhaal.
Lang geleden leefden er eens een oud
vrouwtje en een oud mannetje. Ze woonden met z'n tweeën in een heel oud huisje.
Kinderen hadden ze niet en daarom maakte het oude vrouwtje op een goede dag een
mannetje van koek. Ze gaf hem een jasje van chocola en knopen van nootmuskaat;
hij kreeg ogen van lekkere, dikke krenten en een mond van rosé suikergoed en zijn
vrolijke hoedje was gemaakt van oranje kandij.
Toen het oude vrouwtje hem klaar had,
kleedde ze hem aan; ze kneedde zijn schoentjes van gemberkoek in vorm en ze
deed hem in een pan. Ze schoof de pan in de oven en deed de deur dicht. En toen
ging ze op een stoel zitten en dacht: ‘Ziezo, nou heb ik eindelijk een jongetje
van mezelf.’
Toen het koekemannetje klaar was, deed ze
de ovendeur open en haalde de pan te voorschijn. Maar hola! Daar sprong het
koekemannetje uit de pan. Hij rende de deur uit en de straat op. Het oude
vrouwtje en het oude mannetje renden zo hard als hun stijve benen hen dragen
konden achter hem aan. Maar hij lachte alleen maar en riep:
Ren maar ren maar zo hard als je kan.
Mij kun je niet krijgen, mij, koekeman!
En inderdaad, ze konden hem niet krijgen.
Het koekemannetje rende verder tot hij bij
een koe kwam die langs de weg stond.
‘Stop eens, koekemannetje!’ zei de koe.
‘Ik wil jou best opeten’
Maar het koekemannetje lachte en riep:
Ik ben op de loop voor een vrouw en een man;
Zie mij maar te krijgen als je dat kan!
En toen de koe achter hem aan kwam, keek hij achterom en riep:
Ren maar, ren maar zo hard je kan. Mij kun
je niet krijgen, mij, koekeman!
En inderdaad ,de koe kon hem niet krijgen.
Het koekemannetje rende verder en verder
tot hij bij een paard kwam dat in de wei stond te grazen. ‘Alsjeblieft, stop
even, koekemannetje!’ zei het paard. ‘Je ziet er zó lekker uit!’
Maar het koekemannetje lachte hardop.
‘Oho! Oho!’ riep hij:
Ik ben op de loop voor een koe en een
vrouw en een man
Zie mij maar te krijgen als je dan kan!
En toen het paard achter hem aan kwam,
keek hij over zijn schouder en riep:
Ren maar, ren maar zo hard als je kan.
Mij kun je niet krijgen, mij koekeman
En inderdaad het paard kon hem niet
krijgen.
Na een tijdje kwam het koekemannetje bij
een schuur vol dorsende mannen. Toen de dorsers het koekemannetje roken,
probeerden ze hem te pakken en ze zeiden: "Loop niet zo hard,
koekemannetje! Tjonge, wat zie jij er lekker uit!" Maar het koekemannetje
begon nog harder te rennen en hij riep:
Ik ben op de loop voor een paard en een
koe en een vrouw en een man
Zie mij maar te krijgen als je dat kan!
En toen hij merkte dat de dorsers
achterbleven, riep hij achterom:
Ren maar, ren maar zo hard als je kan.
Mij kun je niet krijgen, mij, koekenman!
En inderdaad, de dorsers konden hem niet
krijgen.
Het koekemannetje rende harder dan ooit.
Hij rende en draafde tot hij bij een veld kwam vol maaiende mannen. Toen de
maaiers zagen hoe lekker hij eruit zag, begonnen ze achter hem aan te rennen en
ze riepen: "Wacht even! Wacht even, koekemannetje! We hebben zo'n zin in
je!" Maar het koekemannetje lachte harder dan ooit en ging er als de wind
vandoor. "Oho!" riep hij, "oho!"
Ik ben op de loop voor een schuur met
dorsers, voor een paard en een koe, voor een vrouw en een man. Zie mij maar te
krijgen als je dat kan!
En toen hij merkte dat de maaiers hem niet
inhaalden, draaide hij zich om en riep:
Ren maar, ren maar zo hard als je kan. Mij
kun je niet krijgen mij, koekeman!
En inderdaad de maaiers konden hem niet te
pakken krijgen.
Toen werd het koekemannetje heel erg
verwaand. Hij dacht dat niemand hem ooit nog zou kunnen vangen. Na een tijdje
ontdekte hij een vos, die dwars over de velden naar hem toe kwam. De vos zag
het koekemannetje ook en begon te draven.
Maar het koekemannetje riep hem toe: ‘Mij
kun je lekker toch niet krijgen!’ De vos begon te rennen, maar het
koekemannetje ging er met een vaartje vandoor en gniffelde:
Ik ben op de loop voor maaiers en dorsers,
voor een paard en een koe, voor een vrouw en een man.
Zie mij maar te krijgen, als je dat kan!
Ren maar, ren maar zo hard als je kan.
Mij kun je niet krijgen, mij, koekeman!
‘Schei toch uit! ’hijgde de vos, ‘ik wil
je niet eens hebben! Wat moet ik met je?’
Juist op dat moment kwam het koekemannetje
bij een rivier. Hij kon niet zwemmen, maar hij wilde toch wel naar de overkant.
Want de man en de vrouw, de koe en het paard, de dorsers en de maaiers
Ze zaten nog allemaal achter hem aan!
‘Spring maar op mijn staart, dan breng ik
je naar de overkant,’ zei de vos. Het koekemannetje sprong op de staart van de
vos en de vos sprong in het water. Toen hij goed en wel op weg was, draaide hij
zijn kop om en zei: ‘Je bent te zwaar voor mijn staart, koekemannetje! Ik ben
bang dat je nat wordt. ‘Spring liever op mijn rug’
Het koekemannetje sprong op de rug van de
vos. Een eindje verder zei de vos: ‘Koekemannetje, ik ben bang dat je op mijn
rug toch nog nat zult worden. Spring liever op mijn schouder.’ Het
koekemannetje sprong op de schouder van de vos. In het midden van de rivier
gekomen, sprak de vos: ‘O, jeetje, koekemannetje! Daar zakt mijn schouder toch
onder water! Spring vlug op mijn neus, zodat ik je droog kan houden!’ Het
koekemannetje sprong op de neus van de vos. Op het moment dat de vos de
overkant bereikte, gooide hij met een vinnig gebaar zijn kop achterover en
hapte toe!
‘O hemeltje!’ zei het koekemannetje. ‘Nou
ben ik voor een kwart verdwenen!’ Het volgende ogenblik zei hij: ‘Hela, nou ben
ik voor de helft weg!’ En even later mompelde hij: ‘Wel verdraaid! Nou ben ik voor
driekwart verdwenen!’
En daarna heeft het koekemannetje helemaal
niets meer gezegd. Nooit meer!
Bron: 'Stories to
Tell to Children' van Sara Cone Bryant.
|
Mijn koekemannetje staat op wacht bij de pot met koekvormpjes! |